How to use ER in Dutch NT2 grammatica nederlands learndutch inburgeringsexamen staatsexamen
>> YOUR LINK HERE: ___ http://youtube.com/watch?v=sFbnE_wjncg
How to use ER in Dutch! #NT2 #ER #grammatica #nederlands #learndutch #holland #inburgering #inurgeraars @inburgeringsexamen #staatsexamen #learndutch • • DUTCH GRAMMAR - GRAMMATICA NEDERLANDS... • Hoi! Wat leuk dat je kijkt! • In dit filmpje gaan we het hebben over het woordje ER. • Abonneer je alsjeblieft op mijn kanaal, reageer en deel dit filmpje op social media. • Dankjewel!!! Alleen met jouw hulp kan ik groeien en hoe meer subscribers ik heb des te meer video's ik kan maken! • Zo kun je dit filmpje volgen in je moedertaal. Ook staat de Nederlandse tekst in de beschrijving. • Ik heb nu heel vaak het woordje ER gebruikt. • Laten we daarnaar gaan kijken! • De eerste drie hebben een verwijzende functie. Punt 4 en 5 hebben een grammaticale functie. • Laten we ze gaan kijken. Ik begin met punt 1: ER met een voorzetsel. In les 19 ( • VOORZETSELS DUTCH GRAMMAR #NT2 #learn... ) heb je geleerd wat een voorzetsel is. De link staat in de beschrijving. • De Vlinder. • Dit is de vlinder. • De Vlinder zit voor de doos. Dit is de doos. • Je kunt ook zeggen: De Vlinder zit ervoor. • Dit laat je dan weg 'de doos'. • Je kan deze zinnen allebei gebruiken. Dus je kunt zeggen: • De vlinder zit voor de doos. • Of de vlinder zit ervoor. • De vlinder zit naast de doos. • Je kan ook zeggen: • De vlinder zit ernaast. • ER wordt aan het woord NAAST geschreven: ERNAAST is 1 woord. • De Vlinder zit in de doos. • De Vlinder zit erin. • Let op! ER plus MET kan niet. MET wordt dan MEE. Ik speel MET een trein. Ik speel erMEE. Dus niet erMET, maar ik speel erMEE. • Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel bijvoorbeeld dromen van: • Droom jij van bergen? • Ja, ik heb ervan gedroomd. • droom jij van Bergen Ja ik heb ervan • ERVAN. • In deze zin worden BERGEN niet genoemd, dus: Droom jij van bergen? Ja, ik heb ERVAN gedroomd. • Wachten op: • Wacht jij op de bus? Ja, ik wacht erop. • OP en OP. • En zo zijn er nog veel meer werkwoorden. Ik ben bezig met een grammaticaboek zodat je uitgebreid kunt oefenen. Ik laat het weten wanneer het boek klaar is en de link verschijnt dan in de • beschrijving. • We gaan naar Punt 2: ER + plaatsbepaling: • ER kan ook naar een onbepaalde plaats verwijzen: is vergelijkbaar met daar of hier in het Engels. • Bijvoorbeeld: Ik ben al op school. Ik ben er al. • Dus het woord SCHOOL hoef je in deze zin niet te herhalen. • Ik woon 3 jaar in Amsterdam. Ik woon er al drie jaar. Amsterdam en ER. • In al deze zinnen geeft ER aan dat er iets op een bepaalde plaats gebeurt of aanwezig is. De locatie wordt niet opnieuw • genoemd. • Ik woon drie jaar in Amsterdam. Ik woon er al 3 jaar. • In deze zin wordt de locatie dus niet opnieuw genoemd. • We gaan naar punt 3: ER plus hoeveelheid / telwoord. • Ik heb twee honden. Ik heb er 2. • Het woord HONDEN gebruik je in deze zin dus niet. Ik heb 2 honden. Ik heb er 2. • Ik heb veel appels gekocht. Ik heb er veel gekocht. • Het woord APPELS gebruik je dus niet in deze zin. • Ik heb er veel gekocht. • Ik heb geen katten. Ik heb er geen. Deze twee zinnen betekenen dus hetzelfde. Je kunt ze allebei gebruiken. • Dan gaan we naar de grammaticale functie van het woord ER: punt 4 en 5:ER plus bestaan van iets aangeven en ER plus passieve zinnen. • In dit geval introduceert ER het onbepaalde onderwerp: • Een postbode is onbepaald. Je weet niet wie die postbode is. Als je zegt ONZE postbode, dan weten we wie het is. • Als je niet weet wie het is, dan gebruik je ER. ER staat een postbode voor de deur. Maar je weet dus niet welke postbode. Als je zegt: ONZE postbode staat voor de deur, dan weet je wie de postbode is. Dus weet je het niet? Gebruik je het woord ER. ER staat een postbode. Weet je het wel? Dan zeg je onze postbode. • Nog meer voorbeelden: • Er wordt gegeten. • Er is nog koffie over. • Er is hulp onderweg. • Er is nog taart over. • Als je dit zegt: 'Er is nog taart over.' Dan weet je niet welke taart nog over is. Het kan appeltaart zijn, kwarktaart, MonChou ... Maar je weet wel dat er nog taart over is. • Dit waren de vijf functies van ER. Nu volgen er nog twee opmerkingen: • 1 zinsvolgorde • 2 vraagzinnen • Ik begin met de zinsvolgorde. ER plus werkwoord plus onderwerp. • Er is taart. ER komt dus aan het begin van de zin. Werkwoord, • onderwerp. • Er staan bloemen in de tuin. • ER, werkwoord, onderwerp. • Nummer 2: de vraagzinnen: • Er zijn veel mensen in het park. • Zijn er veel mensen in het park? • Zoals je geleerd hebt, komt bij vraagzinnen het werkwoord aan het begin van de zin. Het woord ER komt daar gelijk achteraan. Dus ER ZIJN en ZIJN ER. • Er staan paarden in de wei. • Staan er paarden in de wei? • ER STAAN • STAAN ER • Dit was het voor deze keer! • Abonneer je alsjeblieft op mijn kanaal! Ik heb je hulp hard nodig om te kunnen groeien. • Heb je nog vragen? • Stel ze gerust onder dit filmpje. • Bedankt voor het kijken en tot de volgende keer! Doedoei! • #NT2 #ER #grammatica #nederlands #learndutch #holland #inburgering #inurgeraars #inburgeringsexamen #staatsexamen
#############################
![](http://youtor.org/essay_main.png)